Het opsporen van Conventionele Explosieven (CE) die als gevolg van WOII in de (water)bodem zijn achtergebleven, mag op grond van het Arbobesluit alleen plaatsvinden door bedrijven die hiervoor gecertificeerd zijn.

Hieronder wordt de wettelijke grondslag en werkingssfeer van deze certificatieplicht toegelicht.

In artikel 4.10 van het Arbobesluit is bepaald dat bedrijven die werkzaamheden samenhangende met het opsporen van Conventionele Explosieven (CE) verrichten in het bezit dienen te zijn van een “procescertificaat opsporen conventionele explosieven dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling”. De certificatieplicht geldt per 2007.

In artikel 4.17f van de Arboregeling wordt als grondslag voor certificatie van opsporingsbedrijven verwezen naar het Werkveldspecifieke certificatieschema voor het systeemcertificaat opsporing conventionele explosieven (WSCS-OCE), zoals opgenomen in bijlage XII van de Arboregeling.

Certificatie van opsporingsbedrijven vindt plaats door hiertoe door de Minister van SZW aangewezen certificatie-instellingen. Momenteel is alleen TÜV Nederland als zodanig aangewezen.

De Arbowet- en regelgeving is van toepassing op iedereen die in Nederland arbeid verricht (artikel 1 Arbowet), overigens ook als deze arbeid wordt verricht door een buitenlandse onderneming. Op grond van artikel 2 van de Arbowet geldt deze “wet en de daarop berustende bepalingen” ook voor arbeid verricht binnen de exclusieve economische zone (EEZ).